05.07
2022

Terug van nooit weggeweest: schurft

Enkele weken geleden verscheen er in de media een bericht dat de Antwerpse apotheken bijna door hun voorraad geneesmiddelen tegen schurft zaten. Niet verwonderlijk als u weet dat deze ziekte de laatste jaren weer aan een opmars bezig is. Zowel huisartsen als het Agentschap Zorg en Gezondheid hadden deze trend al opgemerkt. Omdat er een stelselmatige onderrapportering is, weet niemand precies over hoeveel gevallen het gaat. Maar dat de cijfers stijgen staat vast, en niet alleen in Antwerpen. Omdat er nogal wat misverstanden rond deze, op zijn minst gezegd vervelende ziekte de ronde doen, vonden we het nodig hierover wat meer duidelijkheid te scheppen.

 

Wat is het en hoe loopt men het op?

Schurft, met zijn wetenschappelijke naam Scabiës genoemd, is een besmettelijke huidziekte die veroorzaakt wordt door de schurftmijt (de Sarcoptes scabiei var. Hominis). De bijvoeging Hominis wijst erop dat deze variant enkel bij de mens voorkomt. Andere zoogdieren kennen hun ‘eigen’ schurftmijten. Dit kleine, spinachtige beestje (het vrouwtje is ongeveer 0,3 mm groot en niet zichtbaar met het blote oog; het mannetje is nog kleiner) graaft zich in de bovenste huidlagen (de hoornlaag) in. Het beestje graaft aan een snelheid van 0.5 tot 5 mm per dag. Eens het gangetje een 15-tal mm is, paart het mannetje met het vrouwtje, waarna de eerste de geest geeft. Het vrouwtje legt tijdens de resterende tijd van haar leven (4 tot 6 weken) gemiddelde 2 tot 4 eitjes per dag (40 à 60 in totaal). Na een kleine week komen uit deze eitjes zespotige larven tevoorschijn. Deze begeven zich naar de huidoppervlakte om zich in een tweetal weken te ontwikkelen tot nieuwe schurftmijten. Deze zullen op hun beurt weer nieuwe gangetjes graven, en zo is de cyclus rond. Bij een patiënt met schurft vindt men gemiddeld vijf à tien volwassen, vrouwelijke mijten. De incubatieperiode (periode tussen besmetting en symptomen) kan variëren van 2 tot 6 weken. Ingeval van een verminderde immuunstatus kan deze periode oplopen tot 10 weken en meer.

De overdracht van de schurftmijt van een persoon op een ander gebeurt door frequent en/of langdurig (> 15 min) huidcontact. Direct huidcontact kan bijvoorbeeld via seksuele betrekkingen, maar ook door verzorging of bijvoorbeeld kinesitherapie. Samen het bed delen is ook een risicofactor. Een andere transmissieweg is via besmette kledij, knuffels, beddengoed (lakens, dekens) ... Zolang er schurftmijten of eitjes in de huid aanwezig zijn, blijft men besmettelijk. Deze besmettelijkheid stopt pas een 12-tal uur na een adequate behandeling. Alhoewel een goede hygiëne geen onvoorwaardelijke bescherming tegen besmetting geeft, zal een slechte hygiëne de kans op besmetting toch verhogen.

 

Wat zijn de ziekteverschijnselen?

Naast de kenmerkende huidletsels (de gangetjes) zijn jeuk en huidontsteking de eerste en voornaamste symptomen bij schurft. Een gangetje van een schurftmijt is meestal kronkelend, 1 à 1,5 cm lang, schilferend en dikwijls met een klein blaasje aan het uiteinde. Door het veelvuldig krabben zijn de letsels dikwijls beschadigd en geïnfecteerd. Het oorspronkelijk beeld is dan ook niet meer te herkennen.

De jeuk en de ontsteking ontstaan door een overgevoeligheidsreactie van het lichaam op de mijten en op hun uitwerpselen.

De voorkeurplaatsen van de schurftmijt zijn de ruimtes tussen de vingers, de binnenkant van de polsen en de oksels. Maar ook billen en dijen, de streek rond de navel, de voeten en de geslachtsdelen kunnen aangetast zijn. De aandoening kan zich m.a.w. zeer verspreid manifesteren. Bij volwassenen wordt het behaarde hoofd en het aangezicht meestal niet geïnfecteerd. Bij heel jonge kinderen kunnen deze delen dan weer wel besmet worden.

Naast de ‘gewone’ schurft bestaat er ook nog een ernstige vorm: de Scabies Norvegica (het eerst gezien in Noorwegen). Deze vorm komt meestal voor bij mensen met immuunstoornissen (door ziekte of door medicatie). In tegenstelling tot gewone schurft kunnen deze mensen duizenden mijten huisvesten. Vanzelfsprekend is deze vorm uitermate besmettelijk. Door de verminderde afweer hebben deze patiënten eigenaardig genoeg weinig of geen jeuk.

 

Hoe stelt de arts de diagnose?

De diagnose wordt vaak op klinische gronden gesteld. Op basis van de lokalisatie en de aard van de jeukklachten, van de karakteristieke letsels en soms op basis van het voorkomen van de symptomen bij meerdere leden van een gezin of een gemeenschap zal men tot de diagnose schurft komen. Om een zekerheidsdiagnose te kunnen stellen is microscopisch onderzoek of onderzoek door de dermatoloog nodig. Deze laatste zal met een speciaal toestelletje (een dermatoscoop) de schurftmijt in beeld proberen te krijgen. Door huidschilfers te nemen ter hoogte van de letsels zal de schuldige (mijt en/ of eieren) ook onder de microscoop kunnen ontdekt worden.
Als het een besmetting in een gezin betreft, dan kan men genoegen nemen met een diagnose op basis van de klachten en het uitzicht van de letsels. Gaat het over een infectie in een grotere collectiviteit (rust- en verzorgingstehuis, gevangenis, vluchtelingencentrum …) dan wordt best beroep gedaan op een dermatoloog om de diagnose met zekerheid te stellen. Dit is enerzijds belangrijk om de juiste aangifte te doen, maar anderzijds ook om onnodige onrust en onnodige behandelingen te vermijden in het geval het niet om schurft zou gaan.

 

Behandeling: wie, hoe en wanneer ?

Het staat geschreven en gedrukt, u moet krabben waar het j(e)ukt. Dat u moet krabben waar het jeukt, is een waarheid als een koe. Jammer genoeg zal het bij schurft niet veel soelaas bieden. De ziekte heeft een slechte naam ondanks het feit dat er een relatief eenvoudige en efficiënte therapie bestaat. De behandeling kan opgesplitst worden in een medicamenteus en een hygiënisch deel. Het eerste moet de patiënt genezen van zijn besmetting, het tweede moet ervoor zorgen dat de besmetting niet (meer) kan overgaan op anderen of terug op de patiënt zelf.

De hygiënische maatregelen concentreren zich voornamelijk op de plaatsen waar de schurftmijt zich kan bevinden:

  • Beddengoed en alle kleren die de patiënt de laatste drie dagen gedragen heeft, worden best gewassen op minimum 60 °C
  • Kleren die niet op hogere temperaturen mogen gewassen worden, knuffels, schoenen, pantoffels … stopt men best in een dichtgeknoopte plastieken zak. Men laat de spullen daar minimaal 3 dagen inzitten (op kamertemperatuur te bewaren).
  • Bij uitgebreide en ook bij recidiverende schurft kan het stofzuigen van stoffen zetels en tapijten een bijkomende veiligheid bieden. Bij ‘normale’ schurft is dit niet echt nodig.
  • Wanneer er op de matras geen hoeslaken lag, dan wordt deze matras best een drietal dagen gelucht op kamertemperatuur. Nadien wordt de matras gestofzuigd.

De medicinale behandeling van een schurftpatiënt kan d.m.v. tabletten met ivermectine of door het insmeren van het ganse lichaam met een crème op basis van permethrine. Momenteel wordt nog meestal de lokale behandeling (zalf) gebruikt. Bij Scabiës Norvegica worden crème en pillen gecombineerd. Bij de aanpak van scabiës of schurft is het belangrijk iedereen die eventueel besmet is te behandelen, en niet alleen de patiënt die de symptomen vertoont.

  • Vóór het insmeren worden de nagels kortgeknipt en gereinigd. Alle juwelen, horloges e.d. worden uitgedaan.
  • Het gehele lichaam moet ingesmeerd worden; van aan de kaakrand tot onder de voetzolen. Speciale aandacht gaat naar de ruimte tussen de vingers en onder nagels.
  • Omdat men meestal zelf niet alle delen van het lichaam kan bereiken (rug) heeft men de hulp van een tweede persoon nodig.
  •  Eens volledig ingesmeerd, laat men het product minimaal 12 uur ter plaatse zitten (als men zijn handen moet wassen, telkens terug insmeren).
  • Na een toiletbezoek de schaamstreek en de bilplooien terug insmeren.

Indien u iemand helpt bij het insmeren, het verwijderen van kledij of beddengoed, draag dan wegwerphandschoenen en een schort met lange mouwen.

Eenmaal men ingesmeerd is, doet men propere kleren aan en ververst men het beddengoed. De crème moet 12 uur inwerken om volledig effect te hebben. Na de 12 uur neemt men een bad of een douche en trekt weer propere kleren aan. De kleren die men gedragen heeft tijdens de crèmefase worden behandeld zoals hoger beschreven. Ook het beddengoed wordt vervangen. De eerste weken na een behandeling kan de jeuk nog verergeren door een allergische reactie op de mijten. Dit wil echter niet zeggen dat de behandeling niet effectief geweest is. Normaal gezien volstaat één behandeling. Bij hardnekkige klachten of terug optreden van huidletsels moet men de behandeling eventueel herhalen.

Het Agentschap Zorg en Gezondheid heeft in dit verband een zeer goede folder uitgegeven. U kan hem downloaden via deze link.

 

Wat met besmettingen in een leefgemeenschap?

Een besmetting in een leefgemeenschap (RVT, gevangenis, opvangcentrum voor vluchtelingen, ziekenhuis …) wordt op een andere manier aangepakt dan een infectie binnen een gezin. De impact kan natuurlijk door het vaak gesloten karakter van deze gemeenschappen veel groter zijn. Daarom moet er ook een goede coördinatie tussen een aantal partijen zijn.

Ook over dit probleem heeft Het Agentschap Zorg & Gezondheid een zeer goede en duidelijke folder uitgegeven. U kan hem downloaden via deze link

Het Agentschap onderscheid 5 verschillende stappen in de aanpak van een scabiësbesmetting:

• Coördinatie
• Inventarisatie en identificatie
• Interventieplan
• Informatie
• Opvolging

Coördinatie

Bij een uitbraak in een leefgemeenschap is het belangrijker om grondig dan om snel te handelen (wat natuurlijk niet wil zeggen dat men de dingen maar op zijn beloop moet laten). Als een geval van schurft gediagnosticeerd wordt, dan begint met best met een ‘uitbraakteam’ op te stellen. De samenstelling van dit team kan variëren van instelling tot instelling. De arts verantwoordelijk voor de gemeenschap maakt best deel uit van dit team: de coördinerend en raadgevend arts (CRA) van de instelling, de CLB-arts van de school (met CLB bedoelen we hier: Centrum voor leerlingenbegeleiding), de arbeidsarts… Indien mogelijk kan ook een dermatoloog en/of een geriater in het team worden opgenomen. Een hygiënist, de (hoofd)verpleegkundige, een directielid en een verantwoordelijke logistiek kunnen het team vervolledigen. Iemand zal moeten aangeduid worden als coördinator.

Inventarisatie en identificatie

Eerst en vooral moeten natuurlijk alle besmette personen opgespoord worden: wie heeft letsels, waar zitten de letsels, hoe uitgebreid zijn de letsels, welke activiteiten
heeft betrokkene uitgevoerd en met wie heeft hij of zij contact gehad. Op deze manier kan men de uitgebreidheid van het probleem in kaart brengen: wie riskeert allemaal besmet te zijn. In een collectiviteit gaat men het probleem meestal in twee stappen aanpakken. Eerst worden alle symptomatische gevallen behandeld. Een week later krijgen ze herhalingsbehandeling en krijgen ook de personen zonder symptomen hun therapie.

Interventieplan

Eens men alle te behandelen ‘gevallen’ geïnventariseerd heeft, stelt men een plan van aanpak of een interventieplan op. Naast de namenlijst bevat dit plan de naam en hoeveelheid van de producten die men gaat gebruiken, het tijdstip (dag en uur) van de behandeling, welke hygiënische maatregelen (kledij, beddengoed …) men gaat nemen, goede instructies voor alle actoren (patiënten, contactpersonen en het personeel verantwoordelijk voor de hygiënische maatregelen (wasserij, poetspersoneel, zorgkundigen …).

Informatie

Ondanks het feit dat schurft geen ernstige ziekte betreft, veroorzaakt een opstoot in een leefgemeenschap altijd de nodige ongerustheid. Daarom is het belangrijk dat iedereen die betroffen is zo snel mogelijk de juiste informatie krijgt. Deze voorlichting gebeurt best vóór men met de behandeling begint. Dit moet enerzijds de ongerustheid wegnemen, maar anderzijds moet het diegenen die behandeling nodig hebben van het belang ervan overtuigen.

Opvolging

Natuurlijk volstaat het niet de behandeling uit te voeren en dan alles te stoppen. Achteraf moet gecontroleerd worden of de therapie efficiënt is geweest en of iedereen vrij van scabiës is. Dit is geen eenvoudige opdracht; de jeuk kan immers nog een aantal weken aanhouden, ook al zijn alle schurftmijten gedood. Belangrijk is dan ook de zaak van nabij op te volgen om te zien of het ‘restletsels’ zijn, of dat het om een re-infectie of een onvoldoende behandeling gaat.

 

Wat kan de arbeidsarts voor u doen?

Zoals hoger reeds gemeld maakt de arbeidsarts best deel uit van het coördinerende team wanneer de besmettingen zich voordoen in een collectiviteit. Afhankelijk van de samenstelling van het team en de aanwezigheid van andere artsen kan hij of zij taken in de aanpak van de besmetting opnemen: opvolgen van de behandelingen, rapporteren aan de overheid, informatie aan werknemers geven … Bij de diagnose van schurft bij een werknemer zal er aanvankelijk vaak onrust bij de collega’s
zijn. De arbeidsarts kan in deze gevallen deze werknemers geruststellen. Schurft is een besmettelijke ziekte, maar men moet al intensief lichamelijk contact hebben op besmet te raken. Een eenvoudige handdruk of een toevallige aanraking vormen m.a.w. geen probleem. Een verwijdering van de arbeidsplaats is meestal niet nodig, behalve ingeval de patiënt verzorgende taken heeft. In dit geval moet betrokkenen natuurlijk eerst behandeld worden.

 

Meldingsplicht

Schurft is een ‘meldingsplichtige infectieziekte’. Dit wil zeggen dat de ziekte verplicht moet aangegeven worden bij de diensten van het Agentschap Zorg & Gezondheid. Deze verplichting geldt wel enkel voor collectieve besmetting in leefgemeenschappen. Gevallen in een gezin of solitaire gevallen hoeven niet gemeld te worden. Binnen een coördinerend team (cfr supra) moet duidelijk afgesproken worden wie de verantwoordelijkheid voor de aangifte op zich neemt. Omdat enkel gevallen in collectiviteiten
moeten aangegeven worden, heeft men geen algemeen zicht op het voorkomen van schurft in de maatschappij. Maar als, zoals in de inleiding werd aangehaald, de apothekers door hun voorraad crèmes zitten, zal het probleem zeker niet afgenomen zijn.

CLB Group
Industrieterrein Kolmen 1085
3570 Alken
GPS-adres: Stationsstraat 108
011 31 23 41
011 31 45 67
Volg ons op